Principes osteopathie
De osteopaat onderscheidt in het lichaam drie bewegingssystemen. Dit zijn het pariëtale-, het viscerale- en het craniosacrale systeem.
- Pariëtale systeem: het bewegingsapparaat, d.w.z.. botten, spieren, gewrichten en hun zenuwaansturing.
- Viscerale systeem (orgaanstelsel): zijn de inwendige organen met hun ophangsysteem, bloedvaten, bezenuwing en lymfestelsel bv. in keel-, borst- en buikholte. De bewegingen en werking van een orgaan zijn voornamelijk onbewust, denk aan longen, hart, darmen, maag enz.
- Craniosacrale systeem: schedel, wervelkanaal met zenuwbanen en hersenvloeistof. De bewegingen hier zijn niet zichtbaar maar wel voelbaar voor een geoefend osteopaat. Het is een beweging die de vloeistofcirculatie intact houdt en daarmee het transport van belangrijke voedings- en afvalstoffen door de celwand. Dit transport is van belang voor een goede conditie van de lichaamscellen van met name de hersenen en ruggemerg.
Tussen de drie systemen is een voortdurende wisselwerking. Normale lichaamsbeweging doet ook de organen in borst- en buikholte bewegen. De drie systemen zijn met elkaar verbonden door bindweefsel, bloedvaten, lymfevaten en zenuwen. Bij verminderde beweging van de organen treedt verzuring op van weefsel, waardoor pijn en functieverlies kan ontstaan. Daardoor kan een van de belangrijkste functies, het natuurlijk afweersysteem, verzwakt raken of juist overgevoelig gaan reageren. Dit kan in de vorm van pijn, voedselintolerantie en/of allergieën. Ook kan bij verzuring het lichaam reageren met een ontstekingsreactie. Wanneer het lichaam niet in staat is te herstellen van de ontstekingsreactie, kan een osteopaat het lichaam hierbij helpen door weefsels in hun beweging te stimuleren. Door de beweeglijkheid te herstellen wordt ook de circulatie (bloed, lymfe) van de organen verbeterd. Hierdoor kunnen de organen weer beter hun functie uitvoeren en wordt het zelfherstellend vermogen van het lichaam gestimuleerd. Oftewel: Leven is bewegen.
Hoe ontstaat bewegingsverlies?
Bewegingsverlies kan ontstaan door krachten van buitenaf of door processen in het lichaam zelf. Overbelasting van weefsel speelt hierbij een centrale rol. Te grote krachten van buitenaf tasten de kwaliteit van weefsel aan, dit leidt tot verharding bijvoorbeeld na een harde val of kneuzing, na een operatie, een botbreuk, soms ook na een gecompliceerde tandheelkundige behandeling. Ook een zware bevalling of een vacuümverlossing waarbij het schedeltje van een baby veel te lijden heeft, kan aanleiding zijn tot bewegingsverlies.
Bewegingsverlies door processen in het lichaam zelf, bijvoorbeeld:
- Erfelijkheid, bepaalde families hebben van nature een stuggere bouw
- Ontstekingen in weefsels kunnen littekens nalaten
- Overbelasting door verkeerde voeding kan stapeling geven van afvalstoffen, waardoor weefsel verhard
- Langdurige stress heeft invloed op (bij)nieren en darmen, angst werkt verstijvend
Voorbeelden van het ontstaan van klachten per bewegingssysteem
1 Het bot- en spierstelsel
Problemen in het bewegingsapparaat kunnen veroorzaakt worden door een storing in het gewricht of door een probleem op een andere plek in het lichaam. Door een verstuiking bijvoorbeeld kan iemand een gewricht in de verkeerde stand gaan belasten waardoor er mogelijk steeds terugkerende pees- en spierproblemen zijn. Op lange termijn kan dit tevens een versnelde slijtage van een gewricht tot gevolg hebben.
Pijn in het bewegingsapparaat kan ook veroorzaakt worden door een probleem elders in het lichaam, bijvoorbeeld spanning of irritatie in de organen. Prikkeling van de galblaas kan hardnekkige klachten in de rechter schouder geven, problemen van de maag vaak aan de linker schouder. Een bekender voorbeeld van dit principe zijn de uitstralingsklachten in de linker arm en kaak die bij een hartaanval gepaard kunnen gaan.
2 Het orgaanstelsel
Organen worden door vliezen omwikkeld en op hun plaats gehouden. In deze vliezen bevinden zich zenuwbanen, bloed- en lymfevaten, die de aan- en afvoer van belangrijke stoffen verzorgen. Deze stevige vliezen vormen in het lichaam een groot netwerk, waardoor alle weefsels met elkaar verbonden zijn. Een opgezette dikke darm kan de buikvliezen zodanig op rek brengen dat de beweeglijkheid van de darm afneemt. Door de verbindingen van de vliezen, kunnen de rugspieren geprikkeld worden, waardoor lage rugpijn kan ontstaan.
Vergelijkbare processen ontstaan wanneer de lever, door uitputting of overbelasting (bijv. door langdurige stresshormonen, voedingspatroon, etc.) het lichaam niet meer kan ontgiften. Enerzijds is er in de directe omgeving van de lever kans op rug- of ribklachten, anderzijds hopen gifstoffen zich elders in het lichaam op. Die ophopingsplaatsen, vaak in spieren en pezen, worden pijnlijk en gaan gemakkelijker ontsteken. Oorzaak en pijn liggen hier dus niet in hetzelfde gebied.
3 Het craniosacrale systeem/zenuwstelsel
Onze schedel bestaat uit zo’n 20 botstukken welke met elkaar verbonden zijn door schedelnaden. Deze naden geven de schedel een zekere mate van beweeglijkheid. De schedel vormt een van de uiteinden van het craniosacrale systeem, het systeem van schedel, wervelkanaal, heiligbeen en zenuwstelsel. Binnen dit benige systeem bestaat een ritmische beweging van de hersenvliezen en het hersenvloeistof. De hersenvliezen vormen een onderdeel van het totale lichaamsnetwerk.
Spanningen van de schedel kunnen nadelige gevolgen hebben:
- De doorstroomsnelheid van de hersenvloeistof kan verminderen waardoor het hersenweefsel zijn afvalstoffen onvoldoende kwijt kan. Hierdoor kunnen klachten ontstaan als hoofdpijn, geheugen- en concentratieproblemen maar ook gedrags- en gevoelsveranderingen.
- Ontregeling van de werking van de hypofyse. Dit verstoort de hormoonbalans in het lichaam. Dit betreft bijvoorbeeld het groeihormoon, de geslachtshormonen maar ook de schildklier of bijnieren kunnen uit hun evenwicht raken.
- Verminderde functie van de hersenzenuwen: zij reguleren belangrijke lichaamsfuncties als zintuigen, dus zien, horen, proeven, voelen, ruiken, maar ook spijsvertering, ademhaling en bloeddruk.
Spanningen van de schedel zijn te herstellen door de beweeglijkheid van de schedelbeenderen en hersenvliezen te verbeteren.